Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Laat ons optrekken [18]tegen Juda, en [19]het verdriet aandoen, [20]en het onder ons delen, en den zoon van [21]Tabeal koning maken in het midden van hen. 18. Te weten tot in het land Juda. 19. Te weten door de lange belegering der stad Jeruzalem, alzo dat zij genoodzaakt worden zich eindelijk in onze handen over te geven. Anders: verdrietig maken, of moede maken. 20. Zij geven te kennen dat hun voornemen was het land van Juda in tweeen te scheuren en onder hen beiden te delen, en in hun beider naam den zoon van Tabeal daarin stadhouder te maken. 21. Wie deze Tabeal of zijn zoon geweest is, is onzeker; het is gelooflijk dat hij een Syrier van voortreffelijken huize en een vermaard krijgsman geweest is.